Digitale diva’s
De archieven van de Gentse opera zijn bijzonder rijk, maar weinig gekend. Ze bestaan zowel uit artistieke documenten, zoals partituren en bescheiden over de aanstelling van het artistieke personeel, als uit administratieve en boekhoudkundige documenten. Al jaren wordt er gewerkt aan de wetenschappelijke ontsluiting van dit opera-archief en zijn de resultaten te raadplegen in het archiefbeheersysteem Dulle Griet, de elektronische databank van het Stadsarchief, die nu ook via het web toegankelijk is.
Meest in het oog springen vier fotoalbums, waarin meer dan 700 originele foto’s gekleefd zijn die bijna honderd jaar operaleven schitterend illustreren. Binnen de internationale wereld van de opera-archieven staat deze opmerkelijke fotocollectie hoog aangeschreven. Het zijn stuk voor stuk unieke tijdsdocumenten, verzameld door eigen personeel: vanaf het seizoen 1848/49 door hoofdtheatermachinist Louis Loppens en operabeheerder G. Bonneville. De collectie werd nadien door verschillende personeelsleden aangevuld tot in het seizoen 1923/24.
De aandacht wordt vooral getrokken door de flamboyante operadiva’s, die in de 19de eeuw ook hier in Gent furore maakten, met ronkende namen zoals Marietta Alboni, Adelina Patti, Marie Sasse, Désirée Artot de Padilla, Zelia Trebelli, en voor de 20ste eeuw hier in Gent de meest beroemde van allemaal: Vina Bovy (1900-1983).
Deze authentieke opnames zijn erg kwetsbaar en worden in hun voortbestaan bedreigd: licht, stof, vocht en de afbraak van de emulsielaag tasten vooral de beelden uit het midden van de 19de eeuw onherroepelijk aan. Een ingrijpend beschermingsproject, voor de gelegenheid Digitale Diva’s genoemd, is hier dus zeker op zijn plaats. Door het scannen van de foto’s worden de afbeeldingen alvast gered en kan een onbeperkte raadpleging – op termijn ook via het web – verzekerd worden.
De geschilderde kaart van Jacques Horenbault [Groot Plan van Gent 1619]
In 1618-1619 kreeg Jacques Horenbault schildere lantmeter ende quaertmaeckere van het stadsbestuur de opdracht om de stad Gent en haar omgeving in beeld te brengen. Het werd een schilderij op papier van 1.65 bij 1.95 m. De afbeelding van de Maagd van Gent en de wapenschilden van de eerste schepenen Philips van Steelant en Jan Baptiste de Rodoan verwijzen naar de stad Gent. Daarboven bevindt zich het wapenschild van hoogbaljuw Karel van Bourgondië. Waarom deze kaart werd aangemaakt, werd nog niet volledig achterhaald. De afbeelding van Vrouw Justitia met haar weegschaal en de vermelding van de namen van eigenaars op percelen langsheen de Rietgracht doen vermoeden dat een of andere betwisting de aanleiding was. Victor Van der Haeghen, die het document nog in veel betere toestand kon ontleden, merkt op dat juist dat aspect onafgewerkt bleef. Uit de stadsrekeningen blijkt echter dat Horenbault het voorziene bedrag van 50 pond groten voor deze ‘quaerte figuratieve’ in twee keer uitbetaald kreeg. Hoewel de kaart gedagtekend wordt door Horenbault in augustus 1619 was dit werk pas nà juli 1620 voltooid. De kaart werd opgehangen in de tresorie van het schepenhuis en heel regelmatig geconsulteerd, tot ver in de 19de eeuw. Van Jacques Horenbault zijn ook nog een hele reeks andere geschilderde kaarten bekend
De schilderskaart die Jacques Horenbault in 1619 van Gent en omgeving maakte, is een onovertroffen bron voor de kennis van het stadsbeeld in het begin van de 17de eeuw en kan in dat opzicht vergeleken worden met het Panoramische Gezicht van 1534. Voor het totaalbeeld, het ruimtegebruik in de stad en de algemene ontwikkeling is de geschilderde kaart een bijzonder waardevolle bron. Voor de details is enige omzichtigheid geboden omdat het globale stadsbeeld het uitgangspunt was en het niet ging om een getrouwe individuele weergave van elk huis of elke plek in die stad.
In het begin van de 19de eeuw bevond de geschilderde kaart zich nog in het Stadhuis en werd ze nog steeds geconsulteerd. Omdat ze erg beschadigd en aan flarden was werd er naar ‘redmiddelen’ uitgekeken. Karel Parmentier zorgde daarvoor in de periode 1828-1838 en stond in voor het verdoeken, aldus een getuigenis van Prudens van Duyse. Na enige tijd stelde men echter vast dat het niet goed ging met de kaart en dat het coloriet verdween. Dit was de aanleiding om in 1876 een kopie te laten maken, een opdracht die werd toevertrouwd aan steendrukker Pol Allaert. Dit bleek echter geen makkelijke klus. Allaert maakte een doortekening op calque en dit document zou verder voor consultatie worden benut. De originele kaart kreeg een nieuwe plaats in de toenmalige stadsbibliotheek, omdat twee exemplaren van eenzelfde document volgens de archiefcommissie van die tijd best niet op dezelfde plaats werden bewaard. In 1898 kreeg Armand Heins dan de opdracht om de calque van Allaert in steendruk en publicatie om te zetten. Over jongere behandelingen en ingrepen werd tot nog toe niet veel concrete informatie gevonden.
Reproducties van details uit deze kaart zijn te verkrijgen aan 1€ het stuk of aan 10 € per pakketje van 11 verschillende kaarten.